Posterpresentatie

Hieronder vindt u de abstracts van de ingezonden posters.
 
“Bold or italic”: interactieve workshop bij tso- en bso-leerlingen uit het tweede jaar van de eerste graad secundair onderwijs ter preventie van eetstoornissen
Bonjé Y.**, Cochuyt B.**, De fauw B. *, Devenyn D.**
* Technisch Instituut Heilige Familie Brugge (TIHF), Brugge
**Vakgroep natuur- en voedingswetenschappen, Faculteit Mens en Welzijn - Hogeschool Gent

Eetstoornissen komen steeds vaker voor bij jongeren. Naast het heersende schoonheidsideaal spelen ook verschillende psychologische en biologische factoren een rol. De wisselwerking tussen deze aspecten kan ervoor zorgen dat er controle wordt nagestreefd in het voedingspatroon.
De directie en het lerarenteam van het Technisch Instituut Heilige Familie merkten op dat verschillende leerlingen reeds een verstoord gedragspatroon vertonen en dat er regelmatig eetstoornissen voorkomen op de school.
Doel
Er werd een workshop ontwikkeld om het lichaamsbeeld van jongeren te verbeteren en de kennis rond eetstoornissen en gezonde voeding te verrijken. Het vergroten van inzicht, maar voornamelijk ook inzicht in de oorzaken en biopsychosociale gevolgen van de problematiek, vormt immers een belangrijke basis in de preventie.
Materiaal en methode
Een behoeftepeiling bij 109 leerlingen uit het tweede jaar van het technisch en beroepsvormend secundair onderwijs vormde het uitgangspunt van dit project, namelijk de realisatie van een praktische workshop. De uitvoering ervan steunde op volgende aspecten: 1) een beter beeld krijgen over eetstoornissen, 2) het bevorderen van de lichaamsbeleving en 3) de praktische toepassing van gezonde voeding.
De korte-termijn-impact van de workshop werd getest aan de hand van een vergelijkende studie tussen een pre- en postmeting bij 38 deelnemende leerlingen.
 
Resultaten
97,4% van de leerlingen vond de workshop leuk en 92,1% vond deze interessant.
De kennis rond eetstoornissen was verbeterd en het zelfbeeld bleek reeds iets hoger te zijn. Leerlingen waren vaker tevreden met hun lichaam (31,3% tegenover 25,7% bij TSO en 31,8% tegenover 35% bij BSO) en spiegelden zich minder aan magere lichamen als zijnde het ideaalbeeld (62,5% tegenover 68,6% bij TSO en 42,9% tegenover 75% bij BSO).
 
Conclusie
Hoewel de leerlingen zich bewust zijn van de gevaren van een eetstoornis, is het onduidelijk of deze resultaten op lange termijn effect hebben. Toch is deze workshop veelbelovend naar de toekomst toe.
Abstract
Follow up onderzoek bij kinderen en jongeren met anorexia nervosa: hoe is de psychische en somatische outcome minstens 5 jaar na residentiële behandeling?
Nelis A, Simons A, Docx M, Glazemaekers I, Van West D; Universiteit Antwerpen, Ziekenhuis Netwerk Antwerpen – Universitaire Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Probleemstelling:
Anorexia nervosa (AN) behoort tot de psychiatrische ziekten met de hoogste mortaliteit en chroniciteit. Patiënten die op jeugdige leeftijd een eetstoornis hadden, kunnen recidiveren op volwassen leeftijd. Vraag is of dit inherent is aan de stoornis, of aan het feit dat we nog onvoldoende effectieve behandelvormen hebben gevonden. Jongeren kennen in het algemeen positievere behandelresultaten dan volwassenen (1). Op de leeftijd van 18 jaar echter maken patiënten de overstap naar het volwassencircuit en is het voor behandelaars vaak niet meer duidelijk hoe het verder met hen gaat en of er bv. frequent herval is. Er is eerder weinig onderzoek terug te vinden dat nagaat wat de effecten zijn van behandeling die op jongere leeftijd gestart is en onderzoeksresultaten zijn niet steeds eenduidig.  Tevens willen we nagaan of het ontstaan van een eetstoornis op jongere leeftijd een prodroom is van een andere psychiatrische aandoening die zich op latere leeftijd manifesteert.
Doelstelling:
De doelstelling van dit onderzoek is om meer zicht te krijgen op de psychische en lichamelijke outcome van jongeren met anorexia nervosa in Vlaanderen, minstens 5 jaar na residentiële behandeling binnen een universitaire setting, met als doel een beter zicht te krijgen op de ziekte en de behandeling in de toekomst te kunnen optimaliseren.
Literatuur:
 I.v.m. de prognose/outcome van eetstoornissen kunnen er geen eenduidige conclusies weerhouden worden aangezien er verschillende outcome parameters worden gehanteerd. Er is nauwelijks kennis van de lange termijn effecten van interventies. De outcome van adolescent-onset AN lijkt minder ernstig t.o.v. AN die start op volwassen leeftijd, maar, dit komt niet uit iedere studie naar voren als een ondubbelzinnige gunstige prognostische factor (2). De prognose voor de individuele patiënt is moeilijk te bepalen gezien slechts enkele parameters een significante voorspellende waarde hebben voor de prognose (o.a. totale duur van de behandeling, vroegtijdige onderbreking van de therapie, aanwezigheid van andere psychiatrische stoornissen bij opvolging) (3). Langdurig herstelde patiënten hebben een hoge prevalentie van (symptomen van) angst, depressie en dwang en de resultaten uit verschillende studies bevestigen de veronderstelling dat gewichts- en menstruatiecriteria niet volstaan om het volledige herstel van AN te bepalen (4-5). Lifetime diagnoses van affectieve stoornissen en OCD zijn oververtegenwoordigd in de AN groep. Affectieve stoornissen vallen voornamelijk samen met de eetstoornis. Ongunstige outcome werd voorspeld door premorbide OCD, jonge leeftijd van onset van AN en de aanwezigheid van autistische persoonlijkheidskenmerken (6-7-8).
 
Methodologie
Populatie: Iedere vrouwelijke patiënt die tijdens de periode van september 2001 tot december 2008 residentieel behandeld werd voor een eetstoornis type AN, restrictief type of purgerend type, binnen de zorgeenheid eetstoornissen van het ZNA-UKJA kan deelnemen aan deze studie. In totaal komen 111 patiënten in aanmerking voor deelname aan de studie, waarvan 3 op moment van het onderzoek nog minderjarig zijn. Vragenlijsten: LAV, EDI en WHO-QOL-BREF worden opgestuurd om de dag van het onderzoek ingevuld mee te brengen. Tevens worden deze samen met de onderzoeker overlopen en wordt een interview (MINI-plus) afgenomen worden om zicht te krijgen op het huidig voorkomen van psychische problematieken. Een algemene vragenlijst werd samengesteld op basis van de literatuurstudie en bevraagt verschillende items ivm de voorgeschiedenis (leeftijd van eerste symptomen, soort eetstoornis, of er sprake was van braken/gebruik van laxativa, …), vragen over de periode tussen het afronden van de behandeling in ons ziekenhuis (werd elders behandeling opgestart?, onder welke vorm?, …) en vragen over de huidige situatie (gezinssamenstelling, studie/werk, ...). Lichamelijke check-up: welke bestaat uit een uitgebreid bloedonderzoek,  het bepalen van lengte en gewicht, een ECG en echografisch onderzoek van het hart.  Verder zal een dossierstudie plaatsvinden omtrent de vroegere opname.
Het is nog te vroeg om uitspraken te doen i.v.m. de outcome, vermits we de inclusies nog niet hebben kunnen afronden. De eerste indruk op basis van de afname van de MINI-plus is dat er vooral (kenmerken van) (gegeneraliseerde) angst- en/of stemmingsstoornissen weerhouden kunnen worden.
Referenties:
1.        Anorexia nervosa in de adolescentie; groei vanuit autonomie (F. Verheij e.a.), Van Gorcum.
2.        Review: The outcome of anorexia nervosa in the 20th century. H.C. Steinhausen; Am J Psychiatry 159: 8, august 2002
3.        The outcome of adolescent eating disorders: findings from an intrenational collaborative study. H.C. Steinhausen, S. Boyadjieva, M.  Griogoroiu-Serbanescu; European Child and adolescent Psychiatry 12:91-98 (2003)
4.        Prospective 10-year follow-up in adolescent anorexia nervosa; course, outcome, psychiatric comorbidity and psychosocial adaptation. Beate Herpertz-Dahlman, Bodo Muller, Sabine Herpertz and Nicole Heussen; J. Child psychol.Psychiat. Vol 42, No 5, pp. 603-612, 2001
5.        Depression, anxiety and obsessionality in long-term recovered patients with adolescent-onset anorexia nervosa. K. Holtkamp, B. Muller, N. Heussen, H. Remschmidt, B. Herpertz-Dahlman; Eur Child Adolesc Psychiatry (2005) 14: 106-110
6.        Outcome of teenage-onset anorexia nervosa in a Swedish community-based sample. M. Rastam, C. Gillberg, E. Wentz; European Child and Adolescent Psychiatry 12: 78-90 (2003)
7.        Adolescent-onset anorexia nervosa: 18-year outcome. E. Wentz, I.C. Gillberg, H. Anckarsäter, C. Gillberg and M. Rästam; BJP 2009, 194:168-174.
8.        Good outcome of adolescent onset anorexia nervosa after systematic treatment. I. Halvarson, A. Andersen, S. Heyerdahl; Eur Child Adolescent Psychiatry (2004) 13: 295-306.
9.        Clinical assessment of anorexia nervosa. The Morgan-Russell outcome assessment schedule. H.G. Morgan and A.E. Hayward; BJP 1988, 152: 367-371.
 
An fMRI study on mental flexibility in anorexia nervosa: preliminary findings
S. Van Autreve1, W. De Baene2, M. Vervaet1
 
1Departement of Psychiatry and Medical Psychology, Ghent University, Belgium
2Departement of Experimental Psychology, Ghent University, Belgium; Department of Cognitive Neuropsychology, Tilburg University, the Netherlands
 
Background: Anorexia nervosa (AN) has been associated with dysfunctions in set shifting (SS). The aim of this ongoing study is to examine neural mechanisms underlying SS, using functional brain imaging.
Methods: Up to now, this study contains 37 participants: 16 with AN-R, 10 with AN-BP and 11 healthy controls (HC). All participants individually completed a task-switching paradigm during fMRI. Groups were compared on neuropsychological functioning using one-way ANOVA’s with Tukey correction for multiple comparison. SPM8 was used to analyse imaging data. The switch specific brain activity is examined, this is the activation in switch trials compared to the activation in repeat trials.
Results: No significant group differences could be found on task performance. Concerning switch specific brain activity, a statistically significant difference could be established comparing AN-R and HC in the right inferior frontal gyrus (IFG), the left mid frontal cortex, the left insula and the right superior parietal cortex. Comparing AN-BP and HC a marginally significant difference could be found in the right IFG and in the right mid temporal cortex. No significant differences could be found comparing switch specific brain activation in AN-BP and HC.
Conclusions: This study aims to investigate the neural correlates of set shifting in anorexia nervosa. Preliminary results show mainly a greater activation in the IFG in AN-R patients compared to AN-BP (significant) and HC (marginally significant), without any significant differences between the latter. The results are in accordance with previous research showing the involvement of a frontal-parietal network in shifting set. Interestingly, the current study suggests that differential neural mechanisms can be found in the restrictive and binging/purging subtypes of AN. The examination of possible group differences in AN is particularly interesting given the well-known diagnostic crossover during life time from one eating disorder category to another. Concerning treatment implications, the question raises whether both AN subtypes could benefit from different treatment approaches.



 
Title:
The Detection of Eating Disorder Symptoms in Adolescence: a Comparison between the Children’s Eating Disorder Examination and the Children’s Eating Disorder Examination Questionnaire.
 
Authors:
Kim Van Durme, Elke Craeynest, Caroline Braet, & Lien Goossens      
 
Abstract:
Inleiding. De kindversie van de Eating Disorder Examination (ChEDE) is een semigestructureerd klinisch interview dat op een gestandaardiseerde wijze in staat is om eetstoornisdiagnoses te genereren bij kinderen en jongeren tussen acht en veertien jaar. Helaas is dit instrument tijds- en kostenintensief om bij grote groepen van individuen voor onderzoeksdoeleinden af te nemen. De vragenlijstenversie van het interview, met name de kindversie van de Eating Disorder Examination Questionnaire (chEDEQ) lijkt hiervoor een goed alternatief te zijn. Onderzoek naar het gebruik van deze kindversies en de convergentie tussen het interview en de zelfrapportagevragenlijst bij kinderen en adolescenten is echter zeer schaars. Binnen dit onderzoek zal daarom het gebruik van de ChEDE en de ChEDE-Q onderzocht en geëvalueerd worden bij jongeren. Methode. Beide instrumenten, met name de chEDE en chEDEQ, werden afgenomen bij 57 jongeren met een normaal gewicht (M leeftijd = 13.40) Resultaten. De resultaten van dit onderzoek zullen meegedeeld worden bij de posterpresentatie.
 

Abstract
 
Titel: karakteristieken van meisjes met een early-onset eetstoornis.
 
Ziekenhuis Netwerk Antwerpen - Universitaire Kinder- en Jeugdpsychiatrie Antwerpen (ZNU-UKJA)
Collaborative Antwerp Psychiatric Research Institute (CAPRI)
 
Auteurs: I. Poppe, A. Simons, I. Glazemakers
 
Inleiding
In verschillende studies en media wordt gesuggereerd dat anorexia nervosa de laatste tijd meer voorkomt in de preadolescentaire fase. Hoewel hiervoor nog geen sluitende bewijzen zijn, lijkt deze trend ook in de klinische praktijk te worden opgemerkt. Gezien de impact van een eetstoornis op de medische toestand en het functioneren van een kind, is het belangrijk om tijdig de juiste diagnose en behandeling op te starten.
Doel
Dit wetenschappelijk onderzoek tracht een beter beeld te geven van de karakteristieken en kwetsbaarheden van de  early-onset eetstoornis patiënt, wat  ons inziens waardevolle informatie zal zijn in het kader van vroegdiagnostiek, preventie en sensibilisering. Tevens kan de verdere behandeling hier mogelijks op afgestemd worden.  
Methode
In eerste fase wordt een literatuuronderzoek verricht omtrent early-onset eetstoornissen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de medische database ‘Pubmed’ en aanverwante relevante artikels uit de referenties. Er worden 30 artikels geselecteerd, gepubliceerd tussen 1987 en 2014.  Er wordt een opsomming gemaakt van de verschillende beschreven karakteristieken. Vanuit de klinische praktijk worden er een aantal bijkomende karakteristieken opgemerkt die mogelijks ook specifiek kenmerkend zijn voor deze early-onset eetstoornis patiënten. Deze hypothetische karakteristieken worden eveneens opgelijst.
In tweede fase zal een retrospectieve dossierstudie (Universitaire Kinder- en Jeugdpsychiatrie Antwerpen) worden verricht bij 33 early-onset eetstoornispatiënten. De aanwezigheid van de reeds onderzochte en hypothetische  karakteristieken wordt per patiënt nagegaan in het papieren en –elektronische patiëntendossier. Na analyse zal bepaald worden welke karakteristieken specifiek kenmerkend zijn voor de early-onset eetstoornis patiënt. Deze gegevens zijn momenteel in verwerking.
Resultaten
 In de literatuur worden karakteristieken en kwetsbaarheden beschreven op verschillende vlakken. Er worden biologische factoren beschreven (voorafgaande streptokokkeninfectie, verminderde prefrontale bloedflow,  hogere frequentie huisartsconsultaties, voorgeschiedenis van huisartsconsult over gewicht/lichaamsvorm of eetgedrag, voorgeschiedenis fysieke ziekte, vroege fysieke bedreiging, vroege eetproblemen, premorbide  kleiner en dunner, moment van conceptie/geboorte), psychologische factoren (psychiatrische comorbiditeit, gemakkelijk temperament, bepaald persoonlijkheidsprofiel, pseudomatuur, maturatie-angst) en omgevingsfactoren (familiale  psychische voorgeschiedenis, familiaal functioneren, stresserende life-events).
Conclusie
Vanuit de literatuur lijkt  de vroege ontwikkeling van anorexia nervosa bij kinderen gerelateerd aan een complexe combinatie van biologische, psychologische en omgevingsfactoren. Gezien een mogelijke trend van toenemend aantal early-onset eetstoornissen, is er nood aan meer onderzoek over deze specifieke patiëntengroep om zo een duidelijker beeld te krijgen van de karakteristieken, kwetsbaarheden en noden van deze patiënten.