Info workshops

Workshops blok 1: 13u.30 - 14u.45u.

OPTIE 1: Prof. Dr. Annemarie van Elburg
Het opzetten van onderzoek in de klinische praktijk, waaraan te denken?
Hoe zet je onderzoek op in de klinische praktijk van een eetstoornisbehandelcentrum? Binnen de Utrecht Research Group Eating disorders hebben we hier de afgelopen 10 jaar ervaring mee opgedaan en werken we nu samen met de Faculteit Sociale Wetenschappen en het Rudolf Magnus Instituut voor Neurowetenschappen. Van deze opzet wordt verslag gedaan en ingegaan op vragen vanuit het publiek.


OPTIE 2: Klinisch psychologe Els Verheyen en ervaringsdeskundigen AN-BN vzw (www.anbn.be)
Het behandelmenu, wat smaakt (niet) naar meer?
Hoe ervaren patiënten en familieleden het hulpaanbod? Wat zijn goede praktijken en waar is er nog ruimte voor verbetering? Ervaringsdeskundigen van AN-BN zetten voor ons de tafel klaar om in dialoog te gaan over wat (niet) helpend is tijdens het herstelproces.

OPTIE 3: Prof. Dr. Michel Probst
De lichaamsbeleving en het bewegingsgedrag als aandachtspunt in therapie voor patiënten met eetstoornissen
Prof. Dr. Michel Probst
KU Leuven - University of Leuven, Department of Rehabilitation Sciences; University Psychiatry Center Leuven, Department of Mind Body Unit/ Eating Disorders,  B-3000 Leuven, Belgium
Michel.probst@faber.kuleuven.be


Een laag zelfwaardegevoel en een negatieve lichaamsbeleving zijn twee belangrijke kenmerken in de pathologie van de eetstoornissen. Patiënten met eetstoornissen ervaren een intense angst om in gewicht toe te nemen en presenteren een negatieve lichaamsbeleving en een verstoorde lichaamsperceptie (gewicht, omtrek en vorm). Het overmatig bewegen (bewegingsdrang) wordt eerder als een secundair symptoom beschouwd maar is eveneens gelinkt aan het zelfwaardegevoel en de lichaamsbeleving. Het wordt gekenmerkt door een vrijwillige toename van fysieke activiteit, een dwangmatige drang om te bewegen en de dissociatie van vermoeidheid. Het zelfwaardegevoel, de lichaamsbeleving en de bewegingsdrang krijgen binnen de behandeling van patiënten met eetstoornissen  ook meer en meer aandacht. 
De term “zelfwaardegevoel” verwijst in deze context naar een internationaal aanvaard transtheoretische  model over het “self concept”. Het self concept bestaat in dit model uit een academisch ( taal, wiskunde, …) en een niet academisch self concept (het fysieke met inbegrip van de lichaamsbeleving, het emotionele en het sociale zelfconcept).
De term lichaamsbeleving verwijst naar de perceptie (uitwendige- vooral tactiele en visuele- en inwendige waarneming van het lichaam), de subjectieve ervaring (affectieve en emotionele componenten), en de persoonlijke opvattingen en interpretaties (cognitieve constructen) van het eigen lichaam.
Het lage zelfwaardegevoel en de negatieve lichaamsbeleving vormen de aanknopingspunten van de psychomotorische therapie/lichaamsgerichte therapie voor patiënten met eetstoornissen. De integratie ervan in de behandeling van patiënten met eetstoornissen wordt grotendeels bepaald door het gehanteerde therapeutisch model, het kader (in-versus ambulante; individuele versus concernaanpak) en de leeftijdsgroep. In de Leuvense benadering wordt de psychomotorische therapie beschouwd als een essentiële specifieke therapeutische interventie binnen het multidimensionale behandelingsmodel.
De psychomotorisch therapie probeert de lichaamsbeleving en de bewegingsdrang te beïnvloeden via een directe ervaringsgerichte methode. Via bewegingsactiviteiten en lichamelijkheidsoefeningen wordt gepoogd psychomotorische,  affectieve, cognitieve en gedragsdimensies van het persoonlijk welzijn te bevorderen, te stimuleren, te integreren en/of te beïnvloeden. De nadruk ligt op de nieuwe ervaringen en hoe deze ervaringen als dynamische kracht kunnen functioneren.
Vanuit hun expertise omtrent het “lichaam in beweging”  richten psychomotorisch therapeuten zich op drie specifieke doelstellingen:
1) het heropbouwen van een realistisch zelfbeeld, (2) het reguleren van de hyperactiviteit, de impulsen en de spanningen en (3) het verbeteren van sociale vaardigheden.
In deze werkwinkel worden naast een aantal theoretische invalshoeken vooral concrete oefeningen uit de psychomotorische therapie (spiegeloefeningen, ademhalingsoefeningen, relaxatie , body awareness en zelf perceptie- oefeningen zoal spiegeloefeningen en de videoconfrontatie en lichaamsbewustzijn) voorgesteld, gebaseerd  op dertig jaar klinische praktijk en wetenschappelijk onderzoek.  Ook het bewegingsgedrag van de patiënten met eetstoornissen en hoe er therapeutisch mee om te gaan wordt onder de loep genomen.
 

Workshops blok 2: 15u.15 - 16u.30

OPTIE 4: Drs. Kathleen De Cuyper
Perfectionisme bij eetstoornispatiënten: Hoe het onderzoek de praktijk inspireert en omgekeerd
Drs. Kathleen De Cuyper is klinisch psychologe binnen het zorgprogramma eetstoornissen van het UPC KUL en doctoreert op het thema 'perfectionisme bij eetstoornispatiënten'.

Perfectionisme is een complex begrip. Het houdt niet alleen verband met het stellen van hoge standaarden voor zichzelf. Het zelfwaarde gevoel van veel perfectionisten is ook gebaseerd op de mate waarin ze vinden dat ze aan die hoge standaarden voldoen. Dit is ook zo bij eetstoornis-patiënten die perfectionistisch ingesteld zijn.
Onderzoek toont aan dat perfectionisme zowel gewenste als ongewenste gevolgen heeft. Hierdoor twijfelen ook eetstoornispatiënten er wel vaker aan of ze minder perfectionistisch willen worden; ook al ervaren ze regelmatig dat deze karaktertrek hen in de problemen brengt. Daarom staat het motivationeel werk bovenaan de behandelingsagenda. Vervolgens zijn er verschillende aspecten uit Acceptance and Commitment Therapy die gehanteerd kunnen worden in de behandeling, zoals afbouwen van experiëntiële vermijding en waardegericht handelen. Dit zal tijdens de workshop geïllustreerd worden met concrete voorbeelden. Om af te sluiten zal de weg terug gemaakt worden: van de praktijk naar het onderzoek. Er zal stilgestaan worden bij de onderzoeksvragen die voortvloeien uit de ervaringen van therapeuten in de behandeling van perfectionisme. Ieders inbreng is zeer welkom op dit vlak.

OPTIE 5: Dr. Katrien Schoevaerts
Eten of laten eten - over de zin of onzin van dwang bij eetstoornissen.
In deze lezing staan we stil bij epidemiologische en medisch-psychiatrische aspecten van gedwongen opname en dwangbehandeling bij eetstoornissen.

Dr. Katrien Schoevaerts, psychiater, is werkzaam op de afdeling eetstoornissen, Ter Berken, van de Psychiatrische Kliniek Alexianen Tienen, en werkzaam in de psychotherapeutische groepspraktijk Liraz te Leuven (www.liraz.be). Zij is doctorandus aan de KULeuven, onder promotorschap van Prof. Joris Vandenberghe en Prof. Ronny Bruffaerts. Haar doctoraal onderzoek handelt over gedwongen opname in Vlaanderen. Zij is bestuurslid in de VAE, bestuurslid bij Kneph (sociaal-artistiek project) en maakt deel uit van de adviesraad van Eetexpert. Tevens maakt zij deel uit van de ad hoc werkgroep ‘Gedwongen Opname’ (Zorgnet Vlaanderen en Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen als antwoord op ministeriële vraag, FOD Volksgezondheid).
 Dr. Katrien Schoevaerts
P.K. Broeders Alexianen Tienen
Liefdestraat 10 - 3300 Tienen
tel: 016 807 511

OPTIE 6: Drs. Annelies Matton & Prof. Dr. Myriam Vervaet
De implicatie van gevoeligheid voor straf en beloning in de behandeling van eetstoornissen
Recent gebeurt nogal wat onderzoek naar de al dan niet gewijzigde gevoeligheid voor ‘reward’ en ‘punishment’ bij patiënten met eetstoornissen.  Ook in de klinische praktijk stelt men vast dat vooral AN patiënten vaak afkerig zijn voor wat anderen belonend vinden.  Voorlopige resultaten uit het onderzoek bevestigen de continuumgedachte waarbij de gevoeligheid voor beloning lager is bij restrictieve AN en verhoogd bij BN terwijl de groep van AN B/P er tussenin zit.  De gevoeligheid voor straf is verhoogd voor alle EDs.  Meer gedetailleerde onderzoeksresultaten en de implicaties ervan voor de kliniek en de behandeling worden besproken in de workshop.
Personalia:
Annelies Matton doctoreert in de faculteit Psychologie van de universiteit van Gent over 'De fast-food generatie: de rol van gevoeligheid voor beloning in het hedonische eetgedrag van adolescenten' .  Zij werkt als full time medewerker in het Centrum voor Eetstoornissen aan het UZ Gent.

Myriam Vervaet is hoofddocent aan de Universiteit van Gent, vakgroep Psychiatrie en Medische Psychologie en coordineert het Centrum voor Eetstoornissen aan het UZ Gent.  Ze is ondervoorzitter van VAE.

OPTIE 7: Femke Vanhooren (kinder- en jeugdpsychiater UKJA), Els Engels (diëtiste UKJA), Hilde Ooms (psychologe UKJA), Cathy Ketels (psychiatrisch verpleegkundige UKJA)
Universitaire Kinder- en jeugdpsychiatrie Antwerpen - Ziekenhuis Netwerk Antwerpen.

Residentieel behandelprogramma binnen UKJA voor jongeren met een eetstoornis in combinatie met morbide obesitas:  eerste ervaringen en resultaten
Vanuit de klinische praktijk groeide de noodzaak een behandelaanbod te ontwikkelen voor jongeren met een eetstoornis in combinatie met een morbide obesitas. Sinds 2013 wordt binnen de zorgeenheid eetstoornissen van de Universitaire Kinder- en Jeugdpsychiatrie Antwerpen (UKJA) een multidisciplinair residentieel behandelprogramma met een duur van 4 maanden aangeboden aan groepjes van 3 tot 4 adolescenten met deze pathologie. Bij deze behandeling staat, naast verhogen van het inzicht in de eetstoornis en de aanpak ervan, het stapsgewijs aanleren van een gezond eet- en beweegpatroon centraal. Doel is het  zich eigen maken van een gezonde leefstijl om deze later in de eigen omgeving vol te houden en zo de somatische en psychische gezondheid op langere termijn positief te beïnvloeden, en de eetstoornissymptomen (die vaak aan de basis liggen van de obesitas) onder controle krijgen. Naast een wekelijkse individuele psychotherapiesessie is er een hoofdzakelijk groepsgericht multidisciplinair (o.m. voedingsdeskundig, kinesitherapeutisch en psychotherapeutisch) therapieaanbod voor zowel de jongeren als hun ouders of andere opvoeders. Er wordt veel belang gehecht aan de betrokkenheid van de eigen context en de weekends worden thuis doorgebracht zodat aangeleerde vaardigheden daar geoefend en geïntegreerd worden. Het therapieaanbod wordt aangevuld door een grondige somatische oppuntstelling met indien noodzakelijk opstarten van een medicamenteuze behandeling. In de workshop wordt ingegaan op de beweegredenen voor het opstarten van de behandeling onder deze vorm en op de ervaringen met  de eerste twee behandelgroepen, waarbij ook stilgestaan wordt bij de vele uitdagingen.